BELGISCH CONGO, BRON VAN SCHAAMTE OF VAN FIERHEID ?
André de Maere d’Aertrycke, Ere-Gewestadministrateur, 26/10/2017

Inderdaad mogen we zonder aarzelen en zonder complexen trotszijn op de Belgen die samen met de Congolezen dit ontzaglijke land vorm hebben gegeven en tot ontwikkeling gebracht : tachtig maal de oppervlakte van België !

Léopold IIEr was vooreerst Leopold II, Koning-Soeverein van Congo-Vrijstaat, een figuur van uitzonderlijk formaat, die er de vader en stichter van was, zoals door de Congolezen zelf wordt verklaard. Natuurlijk was de man niet blind voor de ontginning van de lokale rijkdommen, naar het voorbeeld van de andere koloniale mogendheden. Maar dan wel met dit verschil dat zijn beleid ook een duidelijke humanitaire dimensie had: hij maakte een einde aan de stammenoorlogen en aan de slavenhandel die de vitaliteit van het gebied aantastten.

Het is ook onder zijn impuls dat de eerste scholen en ziekenhuizen werden gebouwd en de strijd werd aangebonden tegen tropische ziekten als gele koorts, slaapziekte, melaatsheid en malaria. Meteen bracht hij geleidelijk een rechtsstaat tot stand, met een onafhankelijke gerechtelijke organisatie.

Heel bijzonder heeft hij zich ook ingezet om het land te voorzien van een infrastructuur die van vitaal belang was voor de economische ontwikkeling. Meer bepaald deed hij de eerste spoorlijn bouwen die toegang verleende tot de Atlantische Oceaan, zonder welke “Congo geen penny waard was”.

Niet zonder bepaalde misbruiken en onmiskenbare tekortkomingen aan te klagen, heeft de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie die in 1904 op initiatief van Leopold II werd ingesteld om ter plekke na te gaan of de zware beschuldigingen tegen zijn regime gegrond waren, zich niettemin in bijzonder lovende bewoordingen uitgesproken over zijn realisaties. Zo luidt het :

“Wanneer men Congo doorreist en de vergelijking maakt tussen de vroegere toestand zoals we die kennen uit de verhalen en beschrijvingen van ontdekkers en de actuele, blijft enkel een indruk van verbazing en bewondering… Overal heerst veiligheid in dit uitgestrekte gebied… zodat men zich moet afvragen door welke magische kracht of machtige wil, gesteund op heldhaftige inzet, het aanschijn van de wereld zo ingrijpend kon worden gewijzigd…”

Ondanks de bezwarende conclusies van het rapport, heeft Leopold II niet geaarzeld om het integraal te laten publiceren in het officieel Bulletin van Congo-Vrijstaat. Hij zorgde ervoor dat al wie misbruiken gepleegd had vervolgd werd, maar vooral nam hij zonder dralen een reeks maatregelen om er een eind aan te maken. Daartoe vaardigde hij niet minder dan 25 decreten uit. De resultaten bleven niet lang uit en voldeden aan de getroffen maatregelen.

Als blijk van het bovenstaande beschikken we over deze kruidige brief die de inlandse chef Manangame van Avakubi stuurde aan een officier van de Openbare Weermacht, waarin hij schreef:

Toen de Arabieren hier de baas waren, namen ze onze vrouwen en kinderen mee en verkochten ze als slaven. Zonder genade plunderden ze het land en verbrandden ze onze dorpen. De blanke man verbrandt nooit onze dorpen en als we hem kippen en bananen brengen betaalt hij altijd alles. Hij betaalt ook goed voor mupira (rubber) en ook heeft hij de slavenhandel uitgeroeid, maar toch willen wij zwarten dat de blanken weggaan want ze dwingen ons de wegen te onderhouden en we kunnen geen oorlog meer voeren tegen onze buren en we mogen zelfs onze gevangenen niet meer opeten want als we dat doen worden we aan de galg geknoopt…”

Trots ook op de Belgen die in Congo aan het werk zijn geweest sinds de overname van het land in 1908 tot aan de onafhankelijkheid die op 30 juni 1960 uitgeroepen werd. Tijdens die 52 jaar is het welzijn van de inlandse bevolking in Belgisch Congo spectaculair toegenomen. De “Pax belgica” heerste er alom, nagenoeg alle kinderen kregen er kosteloos lager onderwijs, het secundair onderwijs was al wijdverspreid en er werden twee universiteiten opgericht.

Gratis medische zorgen waren beschikbaar tot in de verste uithoeken van de kolonie, de landbouw werd ontwikkeld door het invoeren van nieuwe teelten, de industriële ontginning van mijnbouwproducten, een positieve handelsbalans, monetaire stabiliteit, enz.: even zoveel redenen tot fierheid over wat onze landgenoten in zo weinig tijd, met zo’n beperkte middelen en zo weinig mensen hebben weten op te bouwen. Dat alles is er gekomen dankzij de inzet van al degenen die zich met hart en ziel aan hun taak hebben gewijd en spijts de bijzonder zware economische crisis van de jaren dertig en de twee wereldoorlogen die dat tijdperk hebben gekenmerkt.

Niet zonder fierheid verwijzen wij hier ook naar de eerste twee overwinningen die van geallieerde zijde tijdens deze conflicten werden behaald door de strijdvaardige officieren en soldaten van de Openbare Weermacht van Belgisch Congo: Tabora (Tanganyika) in 1916 en Saio (Abyssinië) in 1941.

Allesbehalve trots zijn wij daarentegen op de manier waarop onze politici het lot van Congo hebben bezegeld tijdens de Rondetafelconferentie, door hun naïeve weddenschap op de bekwaamheid van de nieuwe bewindvoerders om hun taak te vervullen, ondanks hun klaarblijkelijke onkunde, zoals ten overvloede werd aangetoond door de onzinnige beloften die ze aan hun kiezers hadden gedaan.

De bijzonder zware antikoloniale druk die uitging van de conferenties van Bandung en Accra, samen met de gecombineerde negatieve beïnvloeding door de USA en de Sovjet-Unie, de twee destijds rivaliserende supermachten, liet aan de Belgen slechts een uiterst beperkte bewegingsvrijheid ten overstaan van de vertegenwoordigers van de Congolese bevolking die onmiddellijke onafhankelijkheid eisten, ook al waren ze niet allen even radicaal. Naar het Franse en Britse voorbeeld hadden onze politici moeten voorzien in begeleidende maatregelen om het ergste te voorkomen en de instorting van de staatsstructuren te beletten. In de plaats daarvan werd het een totaal en onvoorwaardelijk “Lachez-tout”!

Hopelijk gaan ze mijn Congo niet verknoeien !” zuchtte Leopold II toen hij zijn soevereiniteit aan België overdroeg. Helaas, Sire, «ze» hebben hem verknoeid!

Trots moeten we ook nog zijn op de Belgen die vandaag nog in Congo werkzaam zijn, zoals de missionarissen die er ondanks alles voor gekozen hebben te blijven. Of het nu gaat om leraren, artsen, landbouwkundigen, adviseurs, technici in openbare of particuliere bedrijven, militairen die moeten instaan voor de opleiding van een elite bataljon van de FARDC, of ook om medewerkers van goed presterende NGO’s die zich echt inzetten om de levensomstandigheden van de inwoners van dat prachtige land te verbeteren, allen dragen ze bij om de banden te handhaven die Belgen en Congolezen al sinds zovele jaren aan elkaar hechten.